Op het gebied van de ethiek bieden zich een
groot aantal theorieën en posities aan. De keuze voor een theorie of een combinatie van theorieën
hangt mede af van de vraagstelling of probleemstelling. Daarbij kan men uitgaan
van een benadering vanuit de persoon of
vanuit een maatschappelijke context.
Algemeen wordt onderkend dat er grote
verschillen bestaan in opvattingen over wat goed en niet goed is. Consequent
doorgaan op de verschillen in opvattingen tussen groepen of personen leidt tot
relativisme, respectievelijke subjectivisme. Daarnaast kan niet ontkend worden
dat er toch veel overeenkomsten zijn in opvattingen over goed en kwaad in een
gemeenschap en dat er ook grote overeenkomsten zijn in de wijze waarop
verschillende culturen met ethische aspecten omgaan. Bovendien kan worden vastgesteld dat elke gemeenschap alleen kan functioneren op basis van gemeenschappelijke normen en regels. |
Taalgebruik: Hier wordt 'moraal' gebruikt om de actuele verzameling van normen en regels in een gemeenschap aan te geven. Ethiek bestudeert de verschillende vormen van moraal. zie ook taalgebruik |
Verschillende Basisethische benaderingen
De ideeën over ethiek zijn niet los te denken van de positie, die men inneemt t.a.v. Kennistheorie enerzijds en Mens & Maatschappij beeld anderzijds. Dat wil niet zeggen dat die er logisch uit volgen. Het is zelfs denkbaar dat iemand vanuit sterke ethische overtuigingen komt tot daarbij aansluitende ideeën over Mens en Maatschappij. Zo zien we hoe verschillende combinaties van deze benaderingen leiden tot verschillende 'Basisethiek theorieën' zoals die in de loop der tijden ontwikkeld zijn. Deze verschillende benaderingen gaan elk uit van een specifieke vraagstelling. De antwoorden sluiten dan elk aan bij de betreffende vraagstelling.
Een op de praktijk gerichte ethiek zal dikwijls niet gefundeerd kunnen worden op één van de basisethiek theorieën maar op een combinatie daarvan.
Ethische Basis theorieën | Benadering vanuit mensbeeld | Benadering vanuit Maatschappijbeeld |
Kennis theoretische benaderingen: | Deugden ethiek | Utilitarisme |
Empiristische
benadering Zoals Hume opmerkte is strikt empirisch geredeneerd geen ethiek mogelijk (the naturalistic falacy'). Empirische benadering betekent dus niet: Dogmatisch empirisme maar 'in de empirische traditie' |
||
Fenomenologie/pragmatisme [*] | Humanistisch Existentialisme | Pragmatistische ethiek |
Rationalistische
benadering Ook hier gaat het niet om een zuivere Rationalistische ('Ratio-isme') benadering maar de rationaliteit speelt wel de dominante rol. |
Universele wetten | Contract ethiek |
Naast deze "oudere" benaderingen dienen de inzichten meegenomen te worden die we nu ter beschikking hebben vanuit de Evolutie concepten, de Etymologie (sociaal gedrag van dieren met name primaten) en zeer recent de Neuro-biologie,-psychologie,-filosofie. Deze inzichten zullen waarschijnlijk een onderbouwing kunnen geven voor de basis theorieën.
Daarnaast is er ook nog een analytische benadering die vanuit het taalgebruik tot inzicht probeert te komen (zie [Taalgebruik].
Een interessant aspect is dat de Ethiek als filosofische beschouwing over "normen en waarden" zelf ook weer invloed heeft op die normen en waarden. Hierdoor ontstaat een cirkelvormige relatie.
Vraagstelling: | Hoe te leven om het goed te mogen / kunnen noemen |
Antwoord: | Ontwikkel je deugden tot hoog niveau |
De deugden ethiek is typisch een doelgerichte (Teleologische) ethiek die zich richt op de vraagstelling: 'Hoe te leven om het goed te kunnen noemen' en daarbij het antwoord uitwerkt op basis van Deugden die men kan/moet ontwikkelen.
Aristoteles was de eerste filosoof die een
systematische filosofische analyse gaf van de ethiek. Tegelijk merkt hij op dat
de ethiek niet een exacte wetenschap is/kan zijn. Hij zet zich af tegen het
concept van zijn leermeester Plato die uitging van een gegeven idee van 'Het
Goede' .
Aristoteles mens- en wereldbeeld gaat uit van een beweging van alle 'zijnden' naar
de verwerkelijking naar hun natuurlijke aanleg. Zoals een steen zich beweegt
naar het laagste punt, het voor stenen natuurlijke punt. Zo streeft een
mens naar geluk doormiddel van de voldoening die hij verkrijgt door voortreffelijk te werken.
Daarmee karakteriseert zijn ethiek zich als teleologisch: doelgericht. Echter het doel is dan niet een concreet resultaat maar het doel is het leven zelf als activiteit. Dit wordt duidelijk met de metafoor van het Spel. Bij een spel is het goed spelen van het spel ook een doel op zichzelf: 'het gaat niet om de knikkers maar om het spel'.
De menselijke psyche heeft bij Aristoteles een rationele en een irrationele component, van daaruit ontstaan twee soorten Deugden: intellectuele deugden (zoals rechtvaardigheid, verstandigheid) en de door karakter gevormde deugden. De karakter deugden bevinden zich in de juiste positie tussen uitersten in handelen, die als ondeugd te kenmerken zijn (zie voorbeelden tabel). De juiste positie wordt niet bepaald door een soort rekenkundig midden maar dienen op een evenwichtige / juiste wijze in de situatie door de persoon bepaald te worden.
Goed weten hoe te handelen betekent voor Aristoteles goed af te kunnen wegen wat in een bepaalde situatie de juiste handeling is (phronēsis = praktische wijsheid). Dat wil zeggen dat voor Aristoteles de gerichtheid op een resultaat een primaire rol speelt. Dit intellectuele afwegen kan men zich door het zien van voorbeelden en door oefening eigen maken.
Het gedachten goed van Aristoteles verdwijnt vrijwel met de ondergang van het Romeinse Rijk om mede via de Arabische wereld in de 12de eeuw weer in Europa terug te keren met Thomas van Aquino als meeste bekende filosoof en theoloog. Hij refereert naar Aristoteles als : 'De Filosoof'.
De door Aristoteles genoemde deugden zijn niet onafhankelijk van elkaar. In de loop van de tijd zijn 4 Deugden als de meest relevante naar voren gekomen en worden daarom aangeduid als de 'Cardinale Deugden': moed, maat (matigheid), verstandigheid en rechtvaardigheid
In de hedendaagse filosofie met een
pragmatische inslag speelt opnieuw het concept van de deugen theorie een
rol bv expliciet in het werk van Adister MacIntire 'After Virtue' [AV AMcI]
Deugdenethiek in het confucianisme [KLvdL-C p77-86]
Het is interessant te constateren dat min of meer parallel met Aristoteles in
China binnen het confucianisme een deugdenethiek systematisch is uitgewerkt
door Mencius (waarschijnlijk rond 320 vC). Uitgangspunt is dat de deugden in
aanleg aanwezige zijn in de menselijke natuur. De mens onderkent van nature het
bestaan van een sociale orde. Door opvoeding en voorbeelden
komen de deugden tot ontwikkeling.
Hij onderscheidde 4 hoofddeugden:
Interessant zijn zowel de overeenkomsten als de verschillen met de westerse
deugden.
Zowel Aristoteles als Mencius gaan er van uit dat de deugden behoren bij de
menselijke natuur en dat die door opvoeding en voorbeelden ontwikkeld moeten
worden (zie ook: vergelijking westerse en Confuciaanse
Deugden).
Christelijke ethiek
De Christelijke ethiek kan als een afzonderlijk
lijn behandeld worden, maar hier gaat het vooral op de relatie die dit ethisch
denken heeft gehad met de hoofdstroom van de westerse ethiek. Enerzijds heeft
het Christendom elementen van de klassieke filosofie en ethiek geïntegreerd, in
de beginfase met name van Plato en zijn ideeën concept van onder ander het
'goede'. Ook de levensfilosofie van de de Stoa bleek goed samen te gaan met het
Christendom. Later in de 13de eeuw voegde zich daarbij de invloed van
Aristoteles. Anderzijds heeft de Christelijke ethiek invloed gehad op de
westerse filosofen met begrippen zoals 'het geweten', 'de vrije wil' en 'het
kwaad'.
De eerste grote denker die daarbij een rol heeft gespeeld is Augustinus. Hij
introduceerde
in het westerse denken de 'wil' en het kwaad als een soort zelfstandige entiteiten.
In de 13de eeuw is de rol van Thomas van Aquino (1224-1274) van belang. op basis van klassieke geschriften die vooral via de Islam weer in het westen beschikbaar kwamen grijpt hij terug op Aristoteles die hij beschouwde als de grote filosoof. Hij herintroduceert de Deugden en voegt er een groep van drie specifiek Christelijke deugden aan toe nl: 'Geloof, Hoop en Liefde'. Daarnaast introduceert hij het begrip 'natuurwet' als de 'wet van God' [AL-PvE p67 ev]. Deze notie van 'hogere wet' speelde geen rol bij de Klassieken en komt vanuit de Joodse traditie. Na de 16de eeuw gaat dit concept van hoge, natuurwet los van de Godsdienst een eigen leven leiden.
Universele wetten
Vraagstelling: | Wat moet ik doen of laten, waartoe ben ik verplicht? |
Antwoord: | 'Handel alleen volgens die maxime waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat ze een algemene wet wordt' |
Voor Kant is de redelijkheid van de vrije en verantwoordelijke mens het uitgangspunt. Hij wil er niet van uitgaan dat het doel van moreel handelen een rol speelt in het oordeel over dat handelen. Daarnaast dient de mens de intentie te hebben om goed te handelen. Kant benadert de ethiek vooral als een persoonlijke moraal. De 'goede wil' is volgens hem het enige talent, dat onvoorwaardelijk het predikaat ethisch goed kan krijgen. Andere eigenschapen van het temperament zoals verstand, moed, vastbeslotenheid en oordeelsvermogen kunnen goed maar ook kwaadaardig worden aangewend . De mens geprikkeld door zoveel neigingen, is weliswaar in staat tot de idee van een praktische zuivere rede, maar het is niet zo makkelijk om deze ook in praktijk te brengen.
De metafysische grondslag voor de moraal dient a-priori te worden gefundeerd en geen gebruik te maken van enige empirische kennis. Want: 'De zeden zullen aan bederf onderhevig blijven zolang een bovenste norm voor hun beoordeling ontbreekt' [EK-FMZ p30].
Vanuit een analyse in redelijkheid komt Kant
dan tot zijn 'Categorisch Imperatief':
'Handel alleen volgens die maxime waarvan
je tegelijkertijd kunt willen dat ze een algemene wet wordt'.
Daarmee wordt mijn
subjectieve handelen een objectieve referentie gegeven.
Sterker nog het leidt onherroepelijk tot een keuze van handelen zoals een syllogisme
in de formele logica:
Logisch Syllogisme | Kant: 'logica van de handeling' |
major: Alle mensen zijn sterfelijk | maxime: je mag niet liegen |
minor: Socrates is een mens | situatie: er wordt mij wat gevraagd |
conclusie: Socrates is sterfelijk | handeling: ik vertel de waarheid |
Het volgen van de a-priori morele wet is een basisplicht. Het eerlijk handelen van een koopman uit de overweging dat dit voor zijn relatie met zijn klanten uiteindelijk het beste is, is voor Kant voorbeeld geen goed handelen. Het goed handelen dient uitsluitend gebaseerd te zijn op de PLICHT de algemene zedelijke wet van de rede te volgen. Dit kan niet doelgericht zijn maar uitsluitend gerelateerd aan die wet.
De juistheid van handelen beoordelen volgens algemene gedragsregels zoals Kant die voorstelt leidt o.a. tot uitspraken dat De waarheid spreken altijd juist is onafhankelijk van de ongewenste consequenties in bepaalde gevallen. Ook geeft deze aanpak van Kant (zoals aangetoond door o.a. Sartre [zie existentialisme]) geen antwoord op dilemma's waarbij gekozen moet worden tussen geldige maar onafhankelijke principes.
'De redelijke natuur bestaat als doel op zichzelf' [EK-FMZ p84].
Dat geld niet alleen voor mijzelf maar redelijkerwijs ook voor ieder
ander. Op basis hiervan heeft Kant de Categorische Imperatief ook
als volgt geformuleerd:
'Handel zo, dat je het menszijn, zowel in je eigen persoon als in de
persoon van ieder ander altijd tegelijk als doel, nooit louter als
middel gebruikt'.
Het is met name deze formulering die heeft bijgedragen tot de grondslag van de Universele Rechten van de mens.
Utilitarisme (John Stuart Mill e.a.)
Vraagstelling: | welke keuze van de handelingsopties moet ik maken? |
Antwoord: | Streef naar het grootste nut voor het grootste aantal |
Het utilitarisme paste bij een tijdvak met grote vooruitgang van wetenschap en techniek dat leidt tot concepten van maakbare , beheersbare natuur en wereld. De mens moet doen wat nuttig is om het doel te bereiken. Wat willen mensen: mensen willen zoveel mogelijk geluk en zo min mogelijk pijn.
Het beginsel van Utiliteit ofwel het beginsel van 'het grootst mogelijk geluk voor velen' , zoals in eerste instantie door Jeremie Bentham (1748-1832) geïntroduceerd, werd door John Suart Mill verder uitgewerkt als een sociale moraal. In zijn meest eenvoudige formulering heeft het Utilitarisme als uitgangspunt dat gestreefd dient te worden naar: 'Het maximale geluk voor het maximale aantal' (Bentham:'The greatest hapiness for the greatest number').
Voordeel van het Utilitarisme: Er zijn in principe geen
morele dilemma’s, je kunt uitrekenen welke handelswijze het beste
is.
Probleem is wel dat het maken van de berekening zeker met
in acht name van alle onzekerheden in de toekomst het onmogelijk maakt dit toe
te passen bij elke te nemen beslissing.
Het Regel utilitarisme stelt een praktische
oplossing voor voor dit probleem: Kies die handeling die wanneer die in de regel
gesteld zou worden de beste oplossing geeft. Dit is anders dan de maxime van
Kant: bij Kant is het effect niet van belang. Bij het utilitarisme staat het
effect voorop.
Vraagstelling: | Hoe moet ik kiezen |
Antwoord: | Kies in vrijheid met eigen verantwoordelijkheid |
Het existentialisme stelt de vrijheid van de
mens centraal. De mens mag zich bij zijn keuzes niet verschuilen achter een rol
(kwader trouw) maar moet steeds in vrijheid kiezen.
Ten opzichte van de medemens zijn er twee posities mogelijk:
1. De beschouwing van de ander als object ( 'etre en soi'). De ander zal zich
hiertegen verzetten met zijn blik.
Mede daardoor ontstaat de tweede positie.
2. De ander erkennen als gelijkwaardig subject. Deze positie is consistent
met het in de neurowetenschappen onderkende 'Spiegelneuronen' mechanisme (zie
[Neurofilosofie])
. Levinas duidt deze
aan met: 'de herkenning van het Gelaat'
Deze tweede positie
is de basis van het
humanistisch existentialisme. (voor meer details: Mensbeeld
van het
Existentialisme)
Pragmatisme (van John Dewey)
Vraagstelling: | Hoe moeten we kiezen |
Antwoord: | Analyseer wat het meest van toepassing is |
Dewey’s ethische theorie
is gebaseerd op zijn cultureel naturalistisch mensbeeld. De mens is een
handelend lerend wezen in een sociale context. Dit geeft tevens aan dat er een
integrale functionele relatie is tussen wat algemeen geduid wordt als
fysiologische en psychologische processen (deze observatie sluit aan bij die van
Merleau-Ponty en de hedendaagse neuro-wetenschappen). Hij verwerpt daarmee elke
vorm van dualisme [Logister 2004 p43].
De sociale context is voor Dewey van essentieel belang. De mens is ondenkbaar
zonder zijn sociale context, al zijn ervaringen zijn opgebouwd in die omgeving.
Bij alles wat hij overweegt kan hij niet anders dan de sociale context meenemen.
Hiermee wordt het individu niet tegenover de gemeenschap geplaatst, maar wordt
beschouwd als deelnemer in de gemeenschap. Ook hier dus geen dualistisch model
maar een benadering vanuit een samenhang. De mens is niet denkbaar in isolement
Ethiek
moet dus opgevat worden als een activiteit, een zoektocht naar wat
nastrevenswaardig is. Alternatieve handelingen worden afgewogen onder andere ten
aanzien van de mogelijke consequenties. Kenmerkend voor een morele
handeling is dus dat zij het resultaat is van een voorafgaande deliberatie. Deze
deliberatie veronderstelt natuurlijk een intelligente vrijheid. Het is ook van
belang doel, middelen, consequenties, en neveneffecten goed in de analyse mee te
nemen.
Principes
Tijdens
het deliberatieproces kan gebruik gemaakt worden van principes. Deze principes
ontstaan door bijzondere gevallen, waarin een juiste keuze werd gemaakt en / of
door generalisaties. Principes zijn primair intellectueel, terwijl morele regels
vanuit de praktijk groeien [Dewey 1932 p336].
Dewey onderscheidt twee soorten:
1. Onveranderlijke principes: deze hebben het contact met de empirie verloren.
Hierdoor kunnen ze het denken in nieuwe situaties foutief beïnvloeden.
2. Principes die rekening houden met de actuele situatie. Deze functioneren als
een soort werk- hypothese.
Principes en morele theorieën zijn instrumenten om bij te dragen aan het
deliberatie proces.
Dewey wijst objectieve
en subjectieve funderingen af maar houdt vast aan de normativiteit van de
ethiek. Absolute antwoorden zijn niet mogelijk. Hierin loopt de ethiek van het
pragmatisme parallel met de kennistheorie. De waarde van een concept of een
theorie wordt bepaald door te beoordelen of deze doet waarvoor deze bedoeld is.
Dat wil zeggen bijdraagt aan de oplossing van het gesignaleerde probleem.
Hierbij dienen ook zijeffecten van de oplossingen meegenomen te worden. De
waarde wordt dus bepaald door de context. Er kan niet in algemene of abstracte
termen gesproken worden over goed en kwaad. Maar daarmee is de benadering nog
niet relativistisch. Het is niet zo dat ieder antwoord goed is. Een goede
analyse is vereist voor de rechtvaardiging van een antwoord.
Antwoord op Kritiek
De kritiek op Dewey’s pragmatistische ethiek richt zich veelal op het
secondair zijn van algemene normen aan de sociale normen. Als antwoord daarop
stelt Dewey dat de gewoonte moraal vooraf ging / gaat aan de rationalisaties in
de ethische theorieën van de grote filosofen. Voor Dewey spelen rationele
principes wel degelijk een rol als principes zoals hierboven aangegeven. Maar ze
kunnen en moeten steeds weer opnieuw getoetst worden aan de actuele situatie.
Dewey vergelijkt de moraal met zijn eigen dynamiek ook wel met de ontwikkeling
van een taal [Logister 2004 p178]. Rorty citeert M. Oakshott [Rorty 1989 p58] met
de opmerking:
“Dewey dit had kunnen schrijven”:
|
“A morality is neither a system
of general principles nor a code of rules, but a vernacular language.General
principles and even rules may be elicited from it, but (like other
grammmars) it is not a creation of the grammarians it is made by the
speakers” |
Uit dit “dubbele” citaat blijkt
dat die analogie met taal ook door latere pragmatisten wordt onderschreven. |
In Dewey’s Ethiek speelt het begrip ‘praktische
intelligentie’ een belangrijke rol. Hieronder
wordt verstaan inzicht of begrip dat voortkomt uit ervaring. Deze ervaring leidt tot het
vermogen te oordelen, en te handelen volgens dat inzicht. Dit komt in hoge mate
overeen met Aristoteles’ deugd van de Prudentia, verstandigheid, praktische
wijsheid. Hoewel de kennistheorie en vooral ook het fysisch wereldbeeld van het pragmatisme sterk
verschilt van dat van Aristoteles kunnen we constateren dat de
basisuitgangspunten van de Mens – Maatschappij relatie in hoge mate
overeenkomen. Beide beschouwen de mens als een sociaal wezen dat niet denkbaar
is zonder zijn sociale omgeving. (zoals in sectie 1.3 hierboven aangegeven).
Het element van
deliberatie kan gezien worden als een uitwerking van de prudence / deugd zoals Aristoteles die omschrijft. Het belangrijkste
verschil is te vinden in de dynamiek die Dewey vanuit het evolutionair denken
(en Hegel) inbrengt.
Na deze beschrijving van de pragmatistische ethiek kunnen we de grondslagen samenvatten zoals in onderstaande tabel weergegeven. Daarbij is het, gezien bovenstaande opmerkingen, interessant de grondslagen van het pragmatisme globaal te vergelijken met die van Aristoteles ethiek
|
Grondslag
van de Pragmatistische Ethiek |
|
Grondslag van Aristoteles ethiek |
1 |
Uitgangspunt:
Natuur en cultuur ontwikkelden en ontwikkelen zich op basis van het
evolutiemodel. |
|
Uitgangspunt:
alle ‘zijnde’ streeft naar de |
2 |
De
moraal ontstaat door het streven van een gemeenschap naar een tot
voldoening functionerende werkzame samenleving. |
|
De mens streeft naar geluk als |
3 |
De
wijze waarop de moraal vorm krijgt is plaats en tijd gebonden. De moraal
dient steeds weer aangepast te worden aan wijzigingen in inzicht en
omstandigheden. |
|
De
karakterdeugden worden bepaald door het kiezen tussen twee uitersten. Hoe
die positie komt te liggen is tijd en situatie afhankelijk. |
4 |
De
reflectieve moraal is de methodiek van het deliberatieproces om tot die
aanpassingen van de moraal te
komen. Dit vooronderstelt dat er vrijheid is voor een open deliberatie. |
|
De
Prudentia, de praktische intelligentie is de deugd die nodig is om tot de
gedragskeuze te komen die bij het excellente midden past. |
Relatie tot andere Filosofische theorieën
Opm
t.a.v. Kants ethiek
Opgemerkt kan worden dat de veronderstelde voorwaarden voor een
deliberatieproces van punt 4 grote overeenkomst vertonen met Kants
uitgangspunten van redelijkheid en vrijheid.
Hoewel deze elementen van Kants uitgangspunten en analyse
overeenkomen met het pragmatisme (zoals ook menselijke gelijkwaardigheid) past
zijn conclusie dat de intentie belangrijker is dan het praktische resultaat
absoluut niet bij het pragmatisme.
Opm.
t.a.v. Hume’s falacity
De conclusie van Hume “ought kan niet logisch afgeleid worden
van is” is juist binnen de logica. Zoals ook zijn conclusie dat: “op
basis van het inductieconcept kunnen geen natuurwetten logisch uit waarnemingen
worden afgeleid” juist was.
Echter in het tijdperk na de moderniteit (postmodernisme heeft soms een
specifieke betekenis) geven we het idee van absolute waarheid op. en gaan we
over tot een meer methodologische benadering zoals het Kritisch Rationalisme (Popper,
Lakatos) in de wetenschapsfilosofie, die daarmee aansluit op de kennisleer van
het pragmatisme. Zo kan in de pragmatistische ethiek de “is”
situatie een rol spelen in de deliberatie omdat de eis van logische
afleiding is vervallen.
Dewey
merkt op dat: Een
moreel oordeel zegt iets over het karakter van degene die de uitspraak doet.
In een
Deweyaanse analyse kan de vraag naar de adequaatheid van normen en waarden niet
los gezien worden van de vraag welk doel we nastreven. Dan zijn 'normen en
waarde‘ geen doel maar een middel. De eerste vraag moet zijn: wat beschouwen we
als een goede samenleving.
Het pragmatisme is in wezen niet beperkt tot één positie in de bovenstaande tabel met ethische theorieën aangezien wel overwogen incorporeren van de andere theorieën past in het deliberatie proces.
Enigzins verwant met het pragmatisme is het moreel rationalisme
Vraagstelling: | welke afspraken zijn redelijk te maken? |
Antwoord: | Regels moeten te verantwoorden zijn ten opzichte van alle belanghebbenden |
In de klassieke tijd en de Middeleeuwen was het uitgangspunt voor de ethiek
het bestaan van een Natuurlijke/Goddelijke orde. Vanaf de zestiende eeuw komt de
mens als individu meer naar voren. Door verschillen in uitgangspunt van de
natuurlijke staat ontstaan verschillende theorieën.
Een eerste aanzet voor een contractethische benadering kwam van John Lock. Hij
gaat uit van een (door God gegeven) 'natural law' als basis voor de moraal. Mensen richten van
daaruit om praktische reden op basis van consensus een overheid in. De macht van
de overheid komt dan van het mandaat van de bevolking (in zijn tijd een
revolutionaire stelling name).
Thomas Hobbes (1588-1679) is de eerste die de ethisch, maatschappelijke en politieke, rechtsfilosofische consequenties
van de mens als individu systematisch van doordacht. Hobbes ging daarbij uit van een natuurlijk egoïsme
dit betekende voor hem dat de uitgangspositie is een 'oorlog van allen tegen
allen'. Het is voor een individu altijd beter zijn eigen gang te gaan ten
koste van anderen tenzij hij daarvoor gecorrigeerd wordt door een instantie. Dit
vormt voor Hobbes de rechtvaardiging van de Staat met zijn instituties. Hobbes
sociaal contract is daarmee meer een vorm voor een juridische basis dan voor een
ethische.
Het concept van 'Het
maatschappelijke verdrag' (Jean-Jaques Rousseau) ging uit van de
natuurlijke staat van de mens die vervolgens redelijkerwijs tot samenwerking
moest komen.
Een Contractethiek gaat uit van een gemeenschap van gelijkwaardige individuen. De moraal moet de oplossing bieden voor de botsende individuele verlangens. Nu zijn de concepten gebaseerd op rationele analyses.Tegenwoordig onderkennen we dat de mens van nature ook sociale mechanismen bezit.
Levinas
Laat zien dat ook vanuit een existentialistische benadering een zekerstellen van
de vrijheid met name als bescherming tegen tirannie vraagt om vastgelegde
/ geschreven wettelijke instituties
Rawls
Rawls zoekt naar een grondslag voor een
sociale ethiek/moraal en werkt die uit in zijn bekendste werk 'a Theory of
Justice'[JR-aToJ]. Evenals Kant gaat hij uit een rationeel, vrij en
gelijkwaardig mensbeeld. Maar hij richt zich meer op de mens als een speler in een maatschappij. Dit leidt dan tot
een vorm van denkbeeldig sociaal contract.
Rawls ziet de utilitaristische benadering als te simplistisch. Zo neemt het de verschillen tussen individuen niet in beschouwing.
Hij formuleert twee uitgangspunten
Sociaal economische verschillen kunnen naar zijn idee gerechtvaardigd worden door het positieve effect op de samenleving als geheel mits de minst bedeelden daar ook voordeel bij hebben.
Alle contract theorien (met uitzondering van Hobbes) baseren zich op het uitgangspunt dat redelijke mensen de "theoretisch overeen te komen regels willen accepteren" echter dat zou de onredelijke daarvan vrijstellen.
Taalgebruik in de Ethiek
Met name in de Angelsaksische wereld is veel onderzoek naar Ethiek gedaan op basis van een taalanalytische benadering (deze aanpak word helder besproken in het boek ' Ethiek als wetenschap' [LF-EaW]).
'Goed'
Een in de Ethiek nauwelijks te vermijden woord als 'goed' is met name door de
engelse filosoof G.E.Moore uitvoerig geanalyseerd. Hij komt tot de conclusie dat
het hier in zijn algemeenheid om een ondefinieerbaar begrip gaat: een 'simple notion'
[LF-EaW p47-55].
Laten we zeggen een atomair begrip (in de zin van niet verder
deelbaar).
In de praktijk moet de betekenis gezocht worden
in de context zoals A.J.Ayer aangeeft. Wanneer we dit doen voor de hierboven
genoemde Basis Ethische theorieën komen we tot de volgende duidingen van
'Goed':
Gebruik van het begrip 'Goed' | |
Deugden ethiek: Goed is het streven naar / het bereiken van een hoge graad van het zich eigen maken van de deugden; | Utilitarisme: Goed is wat het grootste geluk van het grootste aantal mensen bevordert; |
Humanistisch Existentialisme: Vermijdt de 'kwader trouw' en erken de ander in zijn existentiële vrijheid | Pragmatisme: Goed of juist is dat waarmee de meeste mensen na zorgvuldige analyse instemmen; |
Universele wet: Goed is
gehoorzamen aan de universele wetten; Het accent licht heermee wat meer op het voorkomen van kwaad. Kant besteed ook meer pagina's aan het kwaad dan aan het goede (23 resp. 13 in [IK-RbGR]) |
Contract ethiek: Goed is dat wat wordt overeengekomen; |
Filosofisch niet interessante uitgangspunten | |
Drie extremere benaderingen
blijven hier verder buiten beschouwing.
|
Het Abstract Conceptueel Absolutistisch/Dogmatisch uitgangspunt: Zoals: er is een algemeen geldend: 'Goed' . Deze positie werd ingenomen door Plato en werd overgenomen in het Christendom en de Islam omdat dit goed aansloot bij de absolute concepten van een monistische Godsdienst. Wat goed is, werd geopenbaard. In het algemeen brengen Godsdiensten een ethisch concept met veelal daarop aansluitende concrete regels en voorschriften. |
Een normatief relativistische gaat uit van de constatering dat er grote cultuur en tijdgebonden verscheidenheid is en dat er dus geen algemene regels zijn. Deze leidt dan tot scepticisme. De Sofisten in de Griekse tijd kozen deze positie. Ze gingen er van uit dat dat er ten aanzien van ethische problemen geen antwoord is. Ofwel dat men met behulp van Retoriek elk antwoord kan verdedigen. Bij nadere analyse blijken zij veelal toch algemeen geldende elementen in te voeren. Bovendien is een dogmatische positionering van het uitgangspunt een propositie die algemene geldigheid claimt. | |
Restoratie: Geconfronteerd met
nieuwe ethische vragen/problemen is er de verleiding terug te willen gaan
naar het verleden waar die problemen niet bestonden of niet onderkend
werden. Een dergelijke benadering biedt geen oplossingen. |
______________________________________________________________________________
Voetnoten:
[*] Fenomenologie/pragmatisme
Het is (nog) wat ongebruikelijk de Fenomenologie en het Pragmatisme zo als een
kennistheoretische benadering te combineren. In de sectie
Kennis
is aangegeven dat het basis kennistheoretische uitgangspunt de 'eenheid van
wereld en waarneming' van de Fenomenologie en Pragmatisme in hoge mate gelijk
zijn. [terug]
[*] David Hume: the naturalistic falacy': Het 'is/ought' paradigma: Uit ‘zijn’ kan ‘moeten’ niet logisch worden afgeleid).
Hume geeft nog een andere
mogelijke weg aan. Hij onderscheidt de wereld van ‘matters of facts’ van de
wereld van ‘relations of ideas’ .De
wereld van relations of ideas is voor Hume de
wereld van de logica en de wiskunde.
Moraal rationalisme baseert zich op dezelfde rationaliteitregels als de
wiskunde en logica [GG-ETEp12]:
John Searle maakt tav. Ought-is onderscheid tussen regulative rules en constitutive rules.
Tafel manieren zijn regulatief
Spel regels voor bv schaken zijn constitutive rules: generiek, creëren mogelijkheden, activiteiten. Dit soort regels zijn gerelateerd aan ideeën.
Moraal rationalisme hoeft niet te stellen dat de rede de mogelijkheid biedt elk moreel probleem op te lossen [GG-ETEp13]. In plaats daarvan maakt het alleen de volgende bescheiden claims:
Ethiek classificaties
Ethische theorieën kunnen op verschillende wijze geclassificeerd worden zoals
in onderstaande tabellen is aangegeven.
classificatie | dwz | voorbeelden | opmerkingen |
Teleologisch
ook wel: consequentialistisch |
Doelgericht | Deugdenethiek | Gericht op realisatie van de natuurlijke positie van welbevinden. |
Pragmatisme | Gericht op het oplossen van problemen | ||
Utilitarisme | Het utilitarisme introduceert een deontologisch element n.l. dat de mens er vanuit moet gaan dat alle mensen gelijkwaardig zijn. | ||
Deontologisch | plichten
leer
(deon=het nodige) |
Universele wetten | Mills kritiek op Kant is dat hij niet aangeeft waarom redelijke wezens zedelijke wetten accepteren. Kant zou laten zien dat het niet accepteren tot onacceptabele gevolgen leidt. Daarmee introduceert hij een vorm van 'gevolg/doel' denken. |
Contract ethiek | Uitgangspunt is de plicht om het geobjectiveerd spel van de verhullende sluier mee te accepteren als referentie model. | ||
Existentialisme | Stelt de vrijheid van de mens als absoluut uitgangspunt, en de bewuste keuze als plicht |
Ethische posities
Ethiek is zinvol | Ethiek is niet zinvol | ||||
Cognitivistisch | non cognitivisch | ||||
Rationalistisch | Non rationalistisch | Emotivisme | |||
Anti-relativistisch | Descriptief relativisme | Normatief relativisme | |||
Hard objectivistisch | soft objectivistisch | soft subjectivistisch | Hard subjectivistisch |
Cognitivistische posities | Non cognitivistische posities |
Wetenschappelijk,
hermeneutisch
In een morele uitspraak wordt kennis uitgedrukt. Dit betekent niet dat het absoluut zekere kennis is. Dit sluit aan bij een Moreel Rationalistische positie |
Emotivisme
/ Relativisme Ethische uitspraken zijn uitdrukking van een gevoel, ze zeggen niets over de werkelijkheid.
Normatief Relativisme: |
Realisme | Nonrealisme |
Er is zoiets als een morele werkelijkheid | Er zijn geen morele feiten. Het is een interpretatie van de werkelijkheid. (zoals : Beauty is in the eye of the beholder) |
Objectivisme | Subjectivisme |
We kunnen 4 posities onderscheiden: | |
|
|
Normatief relativisme | Descriptief relativisme |
Het is niet mogelijk/ zinvol welke van de
verschillende ethieken de best is.
Er is verscheidenheid en het heeft geen zin die verschillen op te lossen. (Cultureel relativisme) |
Beschrijft verschillen gerelateerd aan cultuur,
condities etc.
Maar er zijn ook grote overeenkomsten. |
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Westerse en Confuciaanse Deugden
Confuciaanse Deugden: | Aristoteles / westerse Deugden: | |
'Plichtsbetrachting en Ceremonieel gedrag' | zijn als deugden in de sociale omgang vergelijkbaar met | 'Fijngevoeligheid, grootsheid, vrijgevigheid en juiste ambitie' |
Inzicht / Wijsheid | lijkt zeer goed overeen te komen met: | Verstandigheid |
Mede - menselijkheid | Hoewel het resultaat vergelijkbaar is, is het accent maar zeker ook de grondslag verschillend van: | Rechtvaardigheid |
"De
Deugden van Aristoteles"
[E-A book 2 p104]
De deugd is geen handelen maar een tot
karakteristiek gevormde gestalte. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is opmerkelijk dat we in grote lijnen bovengenoemde deugden nog steeds als waardevol onderkennen. |
De Christelijke Deugden |
Thomas van Acquino (dominicaan) poogt Aristoteles en de Christelijke leer (Augustinus) bijeenbrengen.
|
De 5 stappen in de pragmatistische analyse [[Scheer 2005 p60]: 1. Probleem definitie. Er is een problematische situatie: de vanzelfsprekendheid van handelen is verbroken. Het probleem is dit probleem in een bepaalde (nieuwe) context; 2. Probleem analyse. Hierbij wordt al doende het beoogde doel gedefinieerd; 3. In de analyse worden hypotheses geformuleerd. Alternatieven worden op hun doel, middelen en consequenties onderzocht; 4. De gekozen hypothese wordt uitgeprobeerd; 5.De gekozen hypothese wordt geëvalueerd. Werd de verwachting dat dit de juiste handelswijze was in de gegeven situatie bevestigd? |